Basisoptie 2A

Moderne talen en wetenschappen

Deze basisoptie is geknipt voor die leerlingen die zich willen verdiepen in interessante componenten van zowel de moderne talen als de exacte wetenschappen.

Moderne talen

De leerlingen leren meer te doen met taal.  Ze communiceren bedreven in veel verschillende situaties die met hun interesses te maken hebben, maar ook in situaties uit vele andere werelden.

Samen verkennen ze de samenleving aan de hand van taal: zoveel mensen, zoveel verschillende talen … Waar komen al die verschillen vandaan en waar dienen ze toe? Hoezeer lijken alle talen en culturen op elkaar? Op welke punten vinden de moderne talen en taalvariëteiten elkaar? Hoe verruimen we ons wereldbeeld via fictie? Hoe verbreden we onze woordenschat door meer te lezen? Chillen met een boek in een hoek, vallen voor een film, fijnproeven van de taal van diverse groepen en bekijken wat die taal met ons doet om erbij te horen, ‘kilometers maken’ in het Nederlands, Engels en Frans  …

In deze basisoptie worden de leerlingen fermer in communicatieve en literaire vaardigheden. Ze beginnen bovendien een ontdekkingstocht in taal als wetenschap.

  • Ze onderzoeken hoe mensen door middel van taal tot een specifieke groep, (sub)cultuur behoren.
  • Ze passen communicatieve vaardigheden toe in het Nederlands, Frans en/of Engels.
  • Ze onderscheiden vormen van fictie.

Van taal naar wetenschap

De wetenschappelijke kant van deze basisoptie kan op verschillende manieren uitnodigen om talen in te zetten. Bijten we ons vast in een Engelse wetenschappelijke tekst? Of gaan we lekker CLILLEN? En op welke manier is wetenschap ook een ontdekkingstocht in taal?

Wetenschappen

De leerlingen kijken onderzoekend naar de wereld. Vanuit verwondering gaan ze op zoek naar antwoorden voor vragen die ze zich stellen. Door te experimenteren, te observeren, terreinonderzoek uit te voeren, informatie te verwerven en te verwerken, leren ze om te gaan met wetenschappelijke vaardigheden. Zo komen ze tot betrouwbare en verifieerbare verklaringen voor de onderzochte verschijnselen. Hierbij doen ze ook een beroep op wiskundige en computationele vaardigheden. Ze leren de onderzoeksresultaten zowel mondeling als schriftelijk te rapporteren en te motiveren.

  • De leerlingen onderzoeken natuur- en technisch-wetenschappelijke verschijnselen en ideeën.
  • De leerlingen onderscheiden aspecten in contexten waarin natuur- en technische wetenschappen een belangrijke rol spelen.